Door AI bewerkte afbeelding.


FAMILIELEDEN

Daniël (Daan) Huizinga

Assen 1921 - Assen 1988

x Maaike Lameris


Man van het jaar voor het Noorden

De meest spectaculaire gebeurtenis in het Noorden van de afgelopen tijd is ongetwijfeld de verwoesting van de Drentse bossen geweest - resultaat van twee orkanen, zoals Nederland ze in jaren niet heeft gekend. Nog jarenlang zal het Drentse landschap er door getekend worden.

De man die door zijn functie nauw betrokken is bij de gevolgen van deze natuurrampen is een spectaculair iemand: Drents gedeputeerde Daan Huizinga. Hij is onze man van het jaar voor het Noorden. 

Gedeputeerde Huizinga is niet alleen beroepsmatig bij begrippen als milieu en natuurbescherming betrokken, hij beleeft ze aan den lijve als wadloper, visser, zeiler, zoeker naar kievitseieren en (meer en meer onder invloed van de oliecrisis) fietser voor genoegen en uit noodzaak.

Wat voor man is hij? Hij wordt in het hierbijgaande verhaal in al zijn hebbelijkheden en onhebbelijkheden beschreven. 

Er is foto van hem, waarbij je denkt: wat een arrogante vlerk. Het hoofd priemt de lucht in, de ogen kijken koel, zo van: nou, en? Boven de wat sensuele onderlip is een scherpe accolade getekend. De brede kin en de zware kaak komen als de onbeklimbare wand van het Eiger-massief op je af.

Het is niet toevallig, dat deze foto in 1970 werd gemaakt, toen de bijna vijftigjarige Daan Huizinga - die gevaarlijke leeftijd van de man, dat de onrust aan hem vreet en hij het nog één keer helemaal wil maken - net gedeputeerde van Drenthe was geworden.

Op latere foto's en trouwens ook als je hem ontmoet, is hij helemaal ontspannen, speels. Maar toch ook weer: een interview met hem is een uitdaging, een botsing van twee partijen met stilzwijgende aanvaarding van de spelregels: ik onder het mes, akkoord, maar dan jij ook met de billen, of om geen misverstanden te verwekken, met de ziel bloot. Van mens tot mens is hij op zijn best.

Hij zegt het zelf: "Mijn leven heeft altijd bestaan uit het aanvaarden van steeds nieuwe uitdagingen." Als ze er niet zijn, roept hij ze op. Hij provoceert graag, in zijn kleding bijvoorbeeld: hij draagt zijn das onafgestrikt. Bij vrouwenverenigingen - waar hij goed valt, want hij heeft het helemaal voor vrouwen - moet hij vaak demonstreren, hoe hij dat doet. Hij komt rustig in gala met witte coltrui onder de billentikker. 

Hij provoceert ook met woorden. Bij zijn afscheid van de Jozef Israëlsschool in Assen (in die tijd zongen de kinderen: "Daantje zou naar school toe gaan", maar onder zijn leiding werd het daar iets heel bijzonders) zei hij: "Wilt u mij terug als hoofd, dan weet u wat u te doen staat: niet op de PvdA stemmen; wilt u mij niet meer terug zien als hoofd, stem dan met elkaar op deze partij." Hij schuwt de forse taal ook in de politiek niet, zoals: "Vonhoff moet zijn archief eens opruimen, want de Haagse blunders komen op onze rekening." Als ik hem zijn mening over Wiegel vraag, reageert hij impulsief met: "kloot" voegt daar onmiddellijk aan toe: "nee, dat is onredelijk", zegt dan: "Borreltafelpoliticus", maar komt dan veel later er weer op terug met: "Is dat nou wel helemaal waar?" 

Dat granieten uiterlijk van die ene foto is schijn, latere bewijzen het, zoals gezegd, maar in drie jaar heeft hij het dan ook helemaal gemaakt als gedeputeerde. Hij kan hard zijn, wel degelijk, maar typerender voor hem is zijn relativisme, zijn besef voor de betrekkelijkheid der dingen. Hij heeft zijn onzekerheden, maar weet er mee te leven. Hij wil best een nummertje voor de galerij opvoeren: "Als ik thuis kom, heb ik een tas vol stukken bij mij", maar als er doorheen geprikt wordt, begint hij te lachen en geeft toe: "Natuurlijk lees ik die niet allemaal." 

Wat Daan Huizinga gemaakt heeft tot wat hij is, is de oorlog. En natuurlijk zijn ouders: typische rode rakkers, zoals hij ze noemt, altijd op pad voor de partij, met weinig tijd voor de kinderen, behalve op zaterdagavond, dan was het gezellig thuis, werden er pinda's gegeten en spelletjes gedaan. Maar door de week was er meestal een oppas en dat werd niet goed gemaakt door de zorg van pa voor het huiswerk van de zoon, waarvoor hij hem desnoods uit bed haalde, als het niet goed genoeg was. Dat laatste was misschien typerend voor de verhouding: vader vond, dat zoonlief maar iets moest bewijzen, zoonlief reageerde met een rotjongen te zijn, een rebel, met afkeer van de politiek. De oorlog veranderde dat allemaal. 

Assen had zo ongeveer de eerste knokploeg van Nederland, onder leiding van de oud-voorzitter van Achilles, kapitein Van Haarst. Een van de eerste leden was jonge Daan Huizinga, niet zo vreemd, want al zei de politiek hem dan weinig, er waren voor de oorlog altijd Duitse vluchtelingen in huis, die gruwelijke verhalen vertelden en brochures over Buchenwald, die diepe indruk op hem maakten. Met die knokploeg werd het, nadat kapitein Van Haarst in 1940 al werd gefusilleerd, niets, maar de hele oorlog door bleef de familie actief in het verzet, zoals de verdeling van bonkaarten onder onderduikers, het helpen van Engelse piloten, het verrichten van spionagewerk voor de geheime dienst en dat soort dingen. Hij praat er niet graag over: "Je maakt zo gauw de indruk: wat een flinke vent was ik, maar er waren nu eenmaal in de oorlog twee soorten mensen. Namelijk één, die van het begin af onderkend hebben, waar het om ging en dat heb ik van huisuit meegekregen en twee, die het pas na Dolle Dinsdag zagen." 

Toch stamt uit die tijd het beeld, dat misschien de diepste indruk op hem heeft gemaakt. Hij en zijn vader werden door de Duitsers uit huis gehaald, zijn broer zat verborgen onder de vloer. Zijn moeder moest mee door het huis met de soldaten en toen zij terug kwam had zij een bloedneus. De woede en de machteloosheid van dat moment vergeet hij nooit. 

Ergens is zij zijn voorbeeld. Hij vertelt van haar: "Wij hadden joden in huis. Zij was geheelonthoudster. Maar toen een Duitse jood helemaal in de put zat, gaf zij hem een fles cognac." De bron van zijn gevoel voor de betrekkelijkheid der dingen ligt misschien wel hier. 

De thema's oorlog, geweld, angst en gebrek hebben zijn denken gevormd. Hij heeft nooit zelf gedood. Wel heeft hij een keer in hinderlaag gelegen om een collaborateur neer te knallen, maar die kwam niet opdagen. Hij is er doodgelukkig om. Hij komt de man nu nog regelmatig tegen, spreekt hem zelfs wel eens. Hij weet nog niet, hoe dicht hij bij de dood is geweest. 

Hij knapt steeds meer af op de tv. Bartje heeft hij niet of nauwelijks gezien, omdat hij de fantasie, die hij uit het boek had opgebouwd, niet door Willy van Hemert wil laten verstoren. Een enkele thriller, zoals Cannon, wil er wel in. Maar wat hij ronduit verafschuwt zijn journaalbeelden of documentaires over martelingen, executies of taferelen uit concentratiekampen. Wil men hem goed kwaad hebben, spreek dan van een "jodenstreek". 

Het heeft hem allemaal niet somber gemaakt. Het leven vindt hij de moeite waard, ondanks de rottigheid van Vietnam of van het Midden-Oosten. Op zichzelf is dat een nieuwe uitdaging, om er wat van te maken. Zoals alles. "De conflictstof ligt op straat bijvoorbeeld tussen oud en jong - overigens een generatiekloof, die vooral door de ouderen gesignaleerd wordt. Maar ik vind de jongeren interessant. Zij worden niet gehinderd door ons relativisme, door onze zorg voor de geleidelijkheid der dingen, die maakt, dat plannen, die twintig jaar geleden zijn aangenomen, onveranderd worden uitgevoerd vanwege het heftige ritueel van de continuïteit van een beleid. Wij hebben het lef niet om snel te reageren op zaken, die op ons af komen. Vaak zeggen wij achteraf "Hadden wij het toch maar gedaan." Hij houdt van jongeren, van actiegroepen, ook al komen ze krenterig over, mensen die strijden voor het behoud van de Waddenzee. Hij zoekt ze op, praat met ze en doet er waarschijnlijk inspiratie op. 

Een man als Arie Groenevelt ligt hem wel, vanwege zijn draufgängers-mentaliteit, ook al begrijpt hij niet precies, wat de man wil en ook al vindt hij zijn middelen niet altijd even fraai. "Maar soms denk ik, hij heeft hartstikke geluk." 

Hij is, ondanks alles, optimist. Hij blijft over het verschijnsel mens, ondanks zijn egoïsme, zijn onbarmhartigheid soms, zijn botheid, een hoge opinie houden. Hij zegt: "Volgens mijn vrouw steek ik de kop in het zand, als een struisvogel. Maar als ik die hoge opinie van de mens niet had, was ik nooit schoolmeester geworden, maar kluizenaar." 

Want hij werd schoolmeester, zij het een beetje tegen wil en dank. Een vriend zij tegen hem: "Kom bij ons in Groningen op de kweekschool, dan kan je net zoveel naar de bioscoop als je wil." Maar de ironie van het lot wilde, dat het Meppel werd, waar het toezicht veel strenger was. 

Hij noemt het een toevalstreffer en het onderwijzer zijn, een heerlijk vak. Dat werd het op de duur. Maar zijn aspiraties lagen zo vlak na de oorlog duidelijk anders. Hij had altijd veel gelezen. Marsman, Vestdijk, Achterberg, Menno ter Braak, Du Perron. Zijn bijbel in die tijd was "Het land van herkomst". Een klein trekje uit zijn karakter: de herdruk heeft hij enkele jaren geleden gekocht en staat in zijn boekenkast, maar hij durft hem niet te lezen. Bang voor, een stuk ontluistering van het verleden. Hij heeft zelfs nog eens een gedicht van Rainer Maria Rilke vertaald, dat overigens nooit is uitgegeven. Hij leest overigens met hetzelfde gemak de detectives van Alistair Maclean als Donald Duck. 

Die verbondenheid met de dagelijkse dingen, zoals Donald Duck, bracht hem ook nog op een zijspoortje, namelijk de journalistiek. Eigenlijk was dat zijn geheime liefde, hij had het vroeger al gewild, liever dan voor de klas staan. In de oorlog was hij er al een beetje mee bezig en toen na 1945 er voorlopig maar een halve dag les werd gegeven, werd hij medewerker van Het Vrije Volk. Maar hij kreeg ruzie met zijn baas, werd er uitgedonderd en kon alleen maar zeggen: "Je bent me net één zin voor." 

Toen maar, de uitdaging van de school. Hij maakte er wat van, niet zo maar lesgeven, maar hij hield zich bezig met de didactiek van het rekenonderwijs, het leesonderwijs en de geschiedenis. Volgens iemand, die het weten kan, was zijn methode van geschiedenisonderwijs voor die tijd revolutionair, een voorloper van de huidige "Wereldoriëntatie". Iets, dergelijks gebeurde met het groepslezen, waar hij een leesboek voor vervaardigde. Kwekelingen en hospitanten hadden een goed leven op de school van Daan. Zij werden vrijgelaten om zoveel mogelijk zelfstandig te werken. Het kwam voor, dat lesschema's voor het praktijkdiploma kweekschool verscheurd in de prullenbak terecht kwamen en de mededeling werd gegeven: "Pak die zaak maar anders aan." 


OPTIMIST

Intussen liep hij jarenlang college in Groningen: pedagogiek, sociologie, gedifferentieerde psychologie en filosofie. Want hij vond, dat hij te weinig wist. Dat vindt hij eigenlijk nu nog. Hij was een progressief onderwijzer en voor dat dit een algemene mode werd, betrok hij de ouders zoveel mogelijk bij het werk van de school. Hij ziet zichzelf nog als een gewone jongen, die zich probeert in te zetten, maar intussen maakte hij naam in onderwijskringen. Zijn mooiste moment was misschien - nadat hij van de Jozef Israëlsschool iets bijzonders had gemaakt - dat men hem in 1962 vroeg om praktijkmedewerker te worden aan het Algemeen Pedagogisch Centrum. 


En intussen - de appel valt niet ver van de stam - zat hij tot zijn nek toe in de politiek. In de oorlog onderging hij de invloed van Vorrink en Wiardi Beckman, die hij overigens nooit ontmoet heeft. Wel Schermerhorn, die hij bewonderde om zijn eerlijkheid en gevoel voor relativiteit. Politiek is voor hem, dat je vanuit je achtergrond praktisch werkt aan dingen, die je wil realiseren. Vooral doen. 

Het werd voor hem toch de Partij van de Arbeid, hoewel hij eerlijk genoeg is om te zeggen, dat als hij in Oost-Groningen geleefd had, het misschien anders was geworden. Het kost hem geen moeite om toe te geven, dat hij het verkiezingsprogram van de ARP "verrekte goed" vindt, alleen vanuit een andere levensbeschouwing opgebouwd en dat hij ook in de PPR een groot stuk progressiviteit vindt. 

Maar hij voelt zich niet geroepen om als de Jehovah's Getuigen anderen van zijn overtuiging te doordringen. Uiteindelijk blijft hij de consequente individualist die hij per se is. 

In de oorlog werkte hij al aan de totstandkoming van een democratische-socialistische partij. Daar liep Drenthe mee vooraan, al kwam voorlopig toch landelijk de oude SDAP terug. Hij zat vlak na de oorlog in het hoofdbestuur van de DSJV, de jongerenclub. Hij zegt: "Met permissie, de Westerlingen hadden de grote bek. Ik was maar een boertje van buut'n. Maar wij hadden het grootste aantal leden. Dat wel." 

Sinds 1953 is hij lid van de Provinciale Staten van Drenthe. Volgens een oud persverslag "bleek het al gauw, dat hij zijn mening niet onder de stoelen en de banken van de statenzaal stak. Hij bewoog zich vooral op het gebied van de recreatie, van de milieu-hygiëne (en in dit verband maakte hij veel werk van het werk van het waterzuiverings-schap) de natuurbescherming en de school-psychologische dienst." Einde citaat.

In die activiteiten vindt men ook zijn hobby's terug: kievitseieren zoeken, wadlopen (hij begon al met wadloop-tochten voor het griffiepersoneel te organiseren), vissen, zeilen en fietsen. Hij is in het bezit van een mooie rode racefiets, al moest hij afgelopen zomer tijdens de rijwielvierdaagse aan de kant toekijken, omdat hij met zijn achterwerk tussen een dichtklappend autoportier had gezeten. Hij was vroeger ook nog eens een goed zwemmer, kampioen van Drenthe en een zeer redelijke bridger. Wat Daan Huizinga doet, wil hij goed doen, want alles is voor hem een uitdaging. 

Wat in het persoverzicht niet staat is, dat hij volgens iemand, die hem van nabij meemaakt, lichtelijk een gevaar op de weg is. Hij rijdt fors en het kan altijd: nog net. tenzij zijn vrouw in de auto zit, dan rijdt hij tachtig. "Zij heeft ook recht op rijgenot." Eén keer ging het overigens goed mis. Daar kan zijn toenmalige medepassagier, gedeputeerde Lambers, heel veel over vertellen. De eeuwige uitdaging. 

Zo ook, toen ze hem in 1970 vroegen gedeputeerde te worden. Hij zat midden in de onderwijsvernieuwing en dat trok behoorlijk aan hem. Maar op die kritieke leeftijd lokte het nieuwe meer. Uit die tijd dateert de foto van: verdomme, ik zal het waarmaken. 

Hij maakte het waar, direct al, de eerste zitting van het college. Officieel zijn alle gedeputeerden gelijkwaardig, maar dat is natuurlijk een praatje voor de vaak, of voor het volk Integendeel, er zit een strenge rangorde in, die o.a tot uitdrukking komt in de plaats waar men zit: dichtbij of veraf van de commissaris bijvoorbeeld. En de jongste zorgt ervoor, dat er koffie komt. 

Zo niet de grasgroene gedeputeerde Huizinga, daar werd wat over gezegd. En evenmin was hij tevreden, over de aardige traditie, de jongste de verantwoordelijkheid te geven over de restanten van de portefeuilles van anderen. Tot driemaal toe werd de vergadering geschorst. Dat was in dit collegiale college nog nooit voorgekomen, want men was aardig voor elkaar. Bij zo'n gelegenheid bestaat de kans, dat hij wat geëmotioneerd wordt. Hij kan de dingen soms vrij scherp zeggen, zonder het zo te bedoelen. Zelf zegt hij hierover: "Ik heb waarschijnlijk toch een tekort aan invoelingsvermogen in anderen. Mensen. die met mij omgaan, hebben tijd nodig om te wennen aan de manier van optreden en zeggen. Bovendien, mijn geintjes begrijpen ze niet altijd." 

Daarbij komt, dat hij niet best tegen kritiek kan - een opmerkelijk eerlijke uitspraak voor een politicus, die dit over het algemeen nooit zal toegeven tegen een journalist. Maar hij zegt zelf: "Dit is één van mijn zwakke punten. Als je er over gaat filosoferen, dan zit er toch wel iets van arrogantie in. Ik zal er overigens wel mee moeten leren leven." 

Landelijke bekendheid kreeg gedeputeerde Huizinga, door samen met Hitjo D. Schuth, in het Drentse "statenjacht", zoals het spottend werd genoemd, (in feite een luxe uitgevallen badkuip), de Drentse Aa af te zakken. Hengels en Beerenburger gingen mee. Er was nogal wat verzet van de boeren, die nogal te kampen hadden met wateroverlast, tegen zijn plan, de Aa niet te kanaliseren, zoals de oorspronkelijke opzet was, maar een overloop te maken. Op die manier kon het unieke gebied behouden blijven van het Stroom-dal-landschap. Een anoniem telefoontje, dat zijn boot in het Gasterse diepje omgekiept zou worden, hield hem niet tegen. Terecht. 

Als er een ondiepte was, hielpen de boeren een handje om er overheen te kunnen en dan werd er meteen met de gedeputeerde met ontblote borst gepraat. Dat leverde een hoop informatie op. 

Het stuntje haalde de landelijke pers en de NCRV maakte een leuke reportage over het Stroom-dal-landschap voor de televisie. En Den Haag betaalde voor het extra onderhoud van het riviertje, dat niet door het waterschap kon worden opgebracht. 

Het was niet de eerste keer, dat hij tot verbazing van iedereen van de departementen tonnen los peuterde. Dat gebeurde ook voor de Schooladvies- en begeleidingsdienst. 

En toen twee keer een orkaan als een zeis door de Drentse bossen ging, viel het onder zijn portefeuille om er iets aan te doen. Dat was iets, waar hij zich met hart en ziel voor in kon zetten. "Als Drent", zegt hij, "heb ik natuurlijk een grote belangstelling voor het Drentse landschap. Dus sta ik kritisch tegenover alles, wat dat kan aantasten. Het milieu heb ik heel hoog. Je zou een milieu-waarderingskaart moeten maken en dat als uitgangspunt voor het beleid moeten nemen. En dan aan de hand daarvan moeten zeggen: dit is wel en dat is niet mogelijk. Daar moet je kunnen jagen en vissen. En daar is enige groei van woon- en werkgelegenheid mogelijk." 

"In wezen zouden er twee uitgangspunten voor het beleid moeten gelden: één, waar hebben wij behoefte aan, willen wij de kinderen, die nu naar school gaan, in dit gebied vasthouden, daarvoor moet je gewoon onderzoek gaan doen bij de scholen en twee, wat kunnen wij op basis van die milieu-waarderingskaart toe te laten." 

KEUZE

"Je kunt niet vermijden, dat je moet gaan wegen. Maar voor alles moet daarbij voor ogen staan: hoe laat ik de boel aan mijn kinderen en kindskinderen achter." 

"Ik ben er overigens van overtuigd, dat de factor milieu nog in belang zal toenemen. De oliecrisis werkt daar aan mee: de mensen ontdekken de natuur weer, de stilte. Men heeft bovendien ontdekt, hoe kwetsbaar onze welvaartsstaat is. Het is niet voor niets, dat de mensen uit zichzelf zuiniger omspringen met energie, het knopje van het licht eerder uit, langzamer rijden, wat zuiniger met aardgas." 

"Maar er zit nog veel in de pijpleiding van vroeger, wat gewoon doorgaat. Om een voorbeeld te noemen: op een gegeven ogenblik is aan de ambtenaren hier toestemming gegeven om zich buiten Assen te vestigen. Misschien was dat toen niet verkeerd, maar de gevolgen zien wij nu met de oliecrisis: zij moeten heen en terug, of ,op hun karige benzine of met het openbaar vervoer, dat tussen haakjes twee maanden geleden nog onrendabel was, maar waar wij ons nu mee moeten bezighouden." 

Zelf is hij kortgeleden maar eens op de fiets naar het Balloërveld gereden, toen hij daar ambtshalve moest zijn. 

Hij voldoet geheel aan de definitie, die hij van een Drent gaf: "Een vent, die je moeilijk kan veroveren, maar als je hem tot vriend hebt gemaakt, heb je hem voor het leven. Een vent ook, met een enorm gevoel van vrijheid. Bordjes met "Verboden toegang" zeggen hem weinig." 

Er zijn nog veel bordjes met "Verboden toegang", die de onorthodoxe gedeputeerde, zoals hij eens werd genoemd, omver kan lopen.

bron: Nieuwsblad van het Noorden